Internationale minimumbelasting - akkoord over advies Europees Parlement & blokkage in ECOFIN

23 november 2023 - door Liese Dewilde

De leden van het Europees Parlement hebben op 19 mei een voorstel van de Commissie goedgekeurd ter uitvoering van de recente internationale overeenkomst over een wereldwijd minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15%. In de Raad blijft Polen een akkoord blokkeren.

  • In december 2021 stelde de Commissie een omzetting voor van de tweede pijler van het OESO/G20 akkoord over de internationale hervorming van de vennootschapsbelasting, namelijk de internationale minimumbelasting.

  • De Europarlementsleden brachten in hun advies enkele wijzigingen aan in het voorstel van de Commissie.

  • Het is de Raad die finaal beslist over belastingszaken. Daar blokkeert Polen echter een akkoord over de omzetting van het internationale akkoord.

136 landen aan boord

Het akkoord voor het Inclusive Framework on Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) wordt ondersteund door alle OESO-, G20- en EU-landen. De ‘Verklaring over een tweepijleroplossing voor aanpak van de fiscale uitdagingen die voortvloeien uit de digitalisering van de economie’ vormt een update van de tussentijdse politieke overeenkomst die in juli al werd bereikt in verband met het Inclusive Framework on BEPS.

Bij dat tussentijds akkoord waren Hongarije, Ierland en Estland niet akkoord. Zij maakten nu een einde aan hun voorbehoud, waardoor alle EU-landen aan boord kwamen. Europese Commissie-president von der Leyen deelde alvast mee dat ze verheugd was over het akkoord. “Dit is een historisch moment. Het is een belangrijke stap voorwaarts om ons mondiale belastingstelsel eerlijker te maken.” Vier landen, namelijk Kenia, Nigeria, Sri Lanka en Pakistan zij nog niet toegetreden.

De tweepijleroplossing zal op 13 oktober worden voorgelegd aan de ministers van Financiën van de G20 in Washington D.C., en vervolgens aan de G20-leiders tijdens de top in Rome aan het eind van de maand. Daar zullen de details van de overeenkomst gefinaliseerd worden.

De landen streven ernaar in de loop van 2022 een multilateraal verdrag te ondertekenen, met effectieve uitvoering in 2023. Dat verdrag is al in ontwikkeling en zal het instrument zijn voor de tenuitvoerlegging van het nieuw overeengekomen heffingsrecht onder de eerste pijler, alsook voor de standstill- en schrappingsbepalingen met betrekking tot alle bestaande belastingen op digitale diensten en andere soortgelijke relevante unilaterale maatregelen. De OESO zal in de loop van 2022 ook modelregels ontwikkelen voor de omzetting van de tweede pijler in nationale wetgeving, die in 2023 van kracht moeten worden.

Pijler I: herverdeling belastingheffingsrechten

De eerste pijler zal zorgen voor een eerlijkere verdeling van winsten en belastingheffingsrechten met betrekking tot de grootste en meest winstgevende multinationals. Ze zal een aantal belastingheffingsrechten over multinationals herverdelen van hun thuislanden naar de markten waar zij bedrijfsactiviteiten ontplooien en winst maken, ongeacht of bedrijven daar fysiek aanwezig zijn. Meer bepaald zullen multinationals met een wereldwijde omzet van meer dan 20 miljard euro en een winstgevendheid van meer dan 10% onder de nieuwe regels vallen. 25% van de winst boven het break-even-point van 10% zal worden herverdeeld over de marktjurisdicties.  Winningsindustrieën en gereguleerde financiële diensten vallen hierbuiten.

Deze pijler zal naar schatting jaarlijks 125 miljard dollar overhevelen naar marktjurisdicties, dus de markten waar multinationals actief zijn of winst maken. In verhouding tot de bestaande inkomsten zullen de inkomsten van de ontwikkelingslanden naar verwachting groter zijn dan die van de meer geavanceerde economieën.

Pijler II: wereldwijd minimumtarief

De tweede pijler introduceert een wereldwijd minimumtarief voor de vennootschapsbelasting van 15% dat van toepassing zal zijn op ondernemingen met een omzet van meer dan 750 miljoen euro.

De slotonderhandelingen over deze pijler spitsten zich toe op de mogelijkheid om op basis van "substance-criteria" bedragen in mindering te brengen op de belastinggrondslag. Er is ook voorzien in een uitsluiting voor rechtsgebieden waar een grote onderneming een omzet heeft van minder dan 10 miljoen euro en een winst van minder dan 1 miljoen euro.

Volgens de OESO zal jaarlijks ongeveer 150 miljard dollar aan nieuwe inkomsten worden gegenereerd. Verdere voordelen zullen ook voortvloeien uit de stabilisatie van het internationale belastingstelsel en de grotere belastingzekerheid voor belastingbetalers en belastingdiensten.