16 January 2024 - door Paula Verschaeve
In haar Werkprogramma 2024 kondigde de Europese Commissie aan werk te maken van een veerkrachtig waterbeleid. Met dit initiatief wil de Commissie de toegang tot water voor burgers, de natuur en de economie garanderen, en tegelijkertijd catastrofale overstromingen en watertekorten aanpakken. Daarnaast zal dit initiatief identificeren en beoordelen hoe klimaatrisico’s op alle EU-beleidsterreinen het best beheerd kunnen worden. De publicatie van het initiatief op 12 maart 2024 is door de Commissie uitgesteld.
Waterveerkracht komt bij de EU hoog in het vaandel te staan, met landen en regio’s die lijden onder droogte, waterschaarste en steeds hevigere wateroverlast. Wat zijn de nieuwste inzichten over watersystemen en hoe kunnen we bouwen aan een Europees veerkrachtig waterbeleid? De Waterconferentie in Leuven op 12 maart 2024 zal waardevolle perspectieven bieden op deze vragen.
De lancering van een nieuw Europees initiatief rond een veerkrachtig waterbeleid, de Waterconferentie in Leuven: onder het Belgische voorzitterschap wordt water alvast een topprioriteit. De ideale gelegenheid om VLEVA-leden Vlakwa en VMM in de kijker te zetten en hun visie over het waterthema weer te geven. In dit korte gesprek geeft VLEVA het woord aan Dirk Halet, Strategisch Coördinator bij Vlakwa.
We verwachten dat er een veerkrachtig watersysteem wordt geschetst en dit via een helder en inspirerend toekomstbeeld. Relevante vragen daarbij zijn: hoe ziet een veerkrachtig watersysteem eruit in 2050? Wat zijn de belangrijkste kenmerken?
Wanneer we zo’n toekomstbeeld uittekenen, moeten we rekening houden met de inzichten uit het zesde evaluatierapport van het IPPC. Dit rapport toont met ‘high confidence’ het belang van ecosysteemherstel aan, gezien de positieve impact daarvan op zowel klimaatadaptatie als -mitigatie.
Daarnaast is het zinvol om een ‘water-resilience-first principle’ te introduceren, en dit naar analogie met het energiebeleid en het ‘energy-efficiency-first principle’ (Directive (EU) 2023/1791). Als we dat vertalen naar water, gaat het om een overkoepelend principe dat in overweging moet worden genomen door alle sectoren, inclusief de financiële sector, en niet alleen door het watersysteem.
Bij de opmaak van de Europese Industriestrategie blijkt dat op heden alvast relevant. Europa wil de industriële en strategische autonomie versterken door onder andere te investeren in strategische sectoren zoals waterstof, data en halfgeleiders. Een van de belangrijkste hulpbronnen in deze waardeketens is water! Zo verbruikt elke kilogram waterstof 9 kilogram gedemineraliseerd water en een datacenter van 1 MW verbruikt 25,5 miljoen liter water per jaar. Of men bij de opmaak van deze strategische plannen voldoende rekening houdt met het watervraagstuk, is nog maar de vraag. Die vraag blijft extra relevant wanneer we kijken naar de voorspelling van het World Resources Institute dat stelt dat er tegen 2030 een kloof zal zijn van 56% tussen de watervoorziening en de watervraag.
Diezelfde vraag kunnen we ook stellen voor de uitwerking van de Energy Efficiency Building Directive: zullen we de renovatiegolf ook benutten om een antwoord te formuleren op het watervraagstuk?
De laatste jaren zien we dat het verdelingsvraagstuk steeds meer onder druk komt te staan: wie mag hoeveel en wanneer lozen? Wie mag wanneer hoeveel water onttrekken?
Het woord ‘wanneer’ speelt hierbij een cruciale rol. Klimaatveranderingen maken het weer steeds grilliger en onvoorspelbaarder. Het is dus essentieel dat we onze wetgevende instrumenten zoals vergunningen, prijszetting en subsidies een temporele dimensie geven. Alleen dan kunnen we activiteiten dynamisch aanpassen aan actuele situaties op het terrein. Denk daarbij aan grondwateronttrekkingen, waterhergebruik of de inzet van regenwater die kunnen variëren in functie van het tijdstip op het jaar.
Specifiek voor het waterkwaliteitsverhaal is het zinvol om te kijken of we kunnen evolueren naar een meer systemische en effect-gebaseerde aanpak. Dat kan door ons af te vragen hoe we de individuele lozing in relatie tot andere lozingen plaatsen. Vandaag wordt de individuele lozing binnen de impactanalyse (in navolging van het WEZER-arrest) niet gerelateerd aan alle andere (diffuse/actuele) lozingen op een waterlichaam (of zelfs toekomstige, geplande lozingen). Wie vandaag stroomopwaarts loost, zou volgens de impactanalyse mogelijks wel nog mogen lozen. Dit is niet meer mogelijk voor wie stroomafwaarts loost (voorbij een aantal belangrijke lozingspunten). Een meer systemische reflectie op lozingen is aangewezen. Ook de manier waarop we de beschikbare milieugebruiksruimte tussen verschillende lozers (vandaag en in de toekomst) verdelen en de kosten voor de sanering (met hierbinnen de discussies over extended producer responsibility) verlangen een meer systemische reflectie.
Wanneer we de scope verbreden, wordt het uitdagender. Door de wereldwijde economische afhankelijkheid is de welvaart in Europa ook afhankelijk van de beschikbaarheid en kwaliteit van waterbronnen in landen buiten Europa. Tegelijkertijd zijn geïndustrialiseerde landen en hun waterfootprint (= hun productie- en consumptiepatronen en levensstijlen) deels verantwoordelijk voor overmatig gebruik van waterbronnen en de vervuiling van waterlichamen (zie de data van Water Witness). Het handelsbeleid moet dan ook een instrument zijn voor duurzamer watergebruik door waterbesparingsnormen op te nemen in handelsovereenkomsten, en ervoor te zorgen dat het handelsbeleid de waterschaarste in gebieden met watertekorten niet verergert.
Bovendien zien we dat landgebruik in een bepaalde regio (niet per se aanpalend) een impact heeft op de neerslagpatronen in andere regio’s. Regio’s blijken dus met elkaar verbonden te zijn via de watercyclus op manieren die diepgaander zijn dan gedacht en dus niet alleen via rivieren en het grondwater, maar ook via atmosferische vochtstromen. Tot op heden is er geen institutioneel kader om die afhankelijkheid tussen regio’s te regelen en de vraag stelt zich of we de scope van een stroomgebiedbeheersaanpak moeten verbreden.
Burgers en andere betrokkenen hebben niet altijd een sterke band met de aanwezige uitdagingen. Daarom zou de kernvraag altijd moeten luiden: hoe kunnen we een positieve verbinding tot stand brengen? Een cruciale factor daarbij is het creëren van een ‘sense of place’ voor water, want het is essentieel dat mensen zich bewust zijn van de waarde van lokale waterbronnen. Bovendien is het raadzaam om beroep te doen op lokale kennis om samen te visualiseren hoe we die waarde kunnen versterken. Concrete initiatieven op lokaal niveau creëren ook draagvlak voor vergelijkbare projecten elders. Volgens mij draagt artikel 14 van de Europese Kaderrichtlijn Water ‘Voorlichting en raadpleging van het publiek’ hier momenteel niet echt aan bij.
De Waterconferentie biedt een unieke gelegenheid om water prominent op de politieke agenda te plaatsen. Bovendien kunnen we zo de Vlaamse kennis en kunde rond de wateruitdagingen in de kijker zetten en tegelijk gezamenlijk leren van ervaringen elders in Europa. Last but not least kunnen we de leeropgave voor wat ons te doen staat, verfijnen, en zo een gedeelde routekaart uitstippelen richting Water Resilience.
Met dank aan Dirk Halet - Strategisch Coördinator bij Vlakwa (Vlaams Kenniscentrum Water)
Aarzel niet om je in te schrijven voor de Waterconferentie!