Lidstaten bereiken gedeeltelijk akkoord over gemeenschappelijke bepalingen cohesiebeleid
Op woensdag 19 december hebben de lidstaten tijdens een vergadering van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten (Coreper) een gedeeltelijk akkoord bereikt over het voorstel van verordening rond de gemeenschappelijke bepalingen (CPR).
Het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie heeft niet minder dan 24 technische vergaderingen en een Raad Concurrentievermogen nodig gehad om tot een gedeeltelijk akkoord te komen. Het akkoord heeft betrekking op twee blokken (van de 8 in totaal). Ze vonden overeenstemming rond name blok 1 betreffende "programmering en strategische planning" en blok 5 betreffende "beheer en controle".
Analyse
Volgens een voorlopige analyse van Agence Europe lijken de lidstaten het eens te zijn over een - op sommige plaatsen drastische - vereenvoudiging van het reglement. Zo hebben de nationale delegaties in artikel 4 over beleidsdoelstellingen de verwijzing naar "geïntegreerde stedelijke, plattelands- en kustontwikkeling" en "steun voor lokale initiatieven" geschrapt en vervangen door steun voor "alle soorten gebieden", die veel vager van aard is. Dat zou voor meer flexibiliteit zorgen.
In artikel 6, dat gewijd is aan partnerschappen en multilevel governance, hebben de delegaties ingestemd met de handhaving van de huidige gedragscode (gedelegeerde handeling 240/2014). Men had verwacht dat in plaats daarvan een nieuwe, ambitieuzere en bindende gedragscode werd voorgesteld.
Wat betreft de verplichting om een partnerschapsovereenkomst te sluiten (met strategische richtsnoeren voor de programmering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds (CF), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EMFF), hebben de delegaties wijzigingen voorgesteld. Deze afwijkingen zijn van tweeërlei aard:
- wanneer het bedrag aan EFRO-, CF- en ESF+-middelen voor een lidstaat lager is dan 2,5 miljard euro;
- wanneer een lidstaat niet meer dan drie programma's voor investeringen in werkgelegenheid en groei indient.
Een belangrijk punt is dat de nationale delegaties het voorstel van de Commissie om de partnerschapsovereenkomst te koppelen aan het jaarlijkse hervormingsprogramma hebben geschrapt.
De delegaties hebben ook wijzigingen aangebracht in artikel 19 betreffende de mogelijkheid om programma's te wijzigen. Hier hebben de lidstaten de voorstellen van de Europese Commissie verhoogd, waardoor een lidstaat tijdens de programmaperiode een bedrag van maximaal 8% (vergeleken met 5% in het voorstel van de Commissie) van de oorspronkelijke toewijzing voor één prioriteit en niet meer dan 4% van de programmabegroting kan overdragen naar een andere prioriteit "in hetzelfde fonds in hetzelfde programma".
Interessant genoeg hebben de lidstaten opnieuw de mogelijkheid toegevoegd om tot 10% van de oorspronkelijke toewijzing voor een prioriteit in het kader van het EFMZV over te dragen. Evenzo voorzien zij in een overdracht van maximaal 15% voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor grensbeheer en visa.
BRON: Agence Europe (20/12/18)