Hoe wordt de voorzitter van de Europese Commissie eigenlijk verkozen?
In deze VLEVA-blog leest u hoe de voorzitter van de Europese Commissie wordt gekozen. Daarnaast ontdekt u welke evolutie dit proces in de Europese geschiedenis heeft doorgemaakt.
In deze blog...
- De rode draad van de Europese besluitvorming: Het Europees recht wordt meestal ‘overruled’ door de politieke context.
- Hoe wordt een Commissievoorzitter verkozen?
- 2 Belgen waren héél dicht bij het Commissievoorzitterschap... mocht het Europees recht tot op de letter gevolgd zijn.
- Het Europees Parlement eigent zichzelf meer macht toe op creatieve wijze: de Spitzenkandidaten.
- Hoe stelt de voorzitter zijn team van commissarissen samen?
Hoe werden die eerste Commissievoorzitters gekozen?
Een echte quizkampioen weet natuurlijk dat de allereerste Commissievoorzitter Walter Hallstein (Duitsland, CDU) was. Maar over meneer Hallstein gaan we het vandaag niet hebben. In deze blog zoomen we dieper in op de historiek van zijn functie. En meer specifiek hoe men van een stilzwijgende afspraak van aanstelling is gekomen tot een formele procedure voor het verkiezen van een Commissievoorzitter.
Een rode draad die vaak terugkomt in de geschiedenis van de Europese besluitvorming is de discrepantie tussen het Europees recht en de realiteit van de Europese politiek. Het aanstellen van een Commissievoorzitter is illustratief aan deze rode draad.
Tot het begin van de jaren ‘90, voor het Verdrag van Maastricht, stond nergens formeel beschreven hoe de voorzitter van de Europese Commissie gekozen werd. Het was een stilzwijgende afspraak tussen de lidstaten die door iedereen gerespecteerd werd. Meneer Hallstein en zijn nakomelingen tot en met Jacques Delors werden dus niet via een formele procedure aangesteld. Daar kwam verandering in bij het Verdrag van Maastricht.
Kantelpunt 1: het verdrag van Maastricht en het Dehaene-debacle
Sinds ‘Maastricht’ moet de voorzitter van Europese Commissie verkozen worden door de lidstaten, met unanimiteit en na raadpleging van het Europees Parlement. Toen men Jacques Delors moest vervangen in 1994 was er onder Grieks voorzitterschap een top gepland in Corfu. Op dit prachtige eiland zou men een nieuwe voorzitter kiezen. De Nederlandse Ruud Lubbers (CDA) en onze eigen Jean-Luc Dehaene (CD&V) waren in de running. De Nederlander was geen grote fan van de Duitse eenmaking. Dat zorgde ervoor dat hij niet in de bovenste schuif van Helmut Kohl (Duits bondskanselier) lag.
De Frans-Duitse as is steeds bepalend geweest voor het Europees project. De tandem Kohl-Mitterand zag Jean-Luc Dehaene dan ook als dé ideale kandidaat. Hij kreeg de steun van alle lidstaten… behalve die van de Britse John Major (opvolger Thatcher). Zoals aangegeven was unanimiteit vereist en kon het feest voor Dehaene niet doorgaan. Maar waarom was Groot-Brittannië tegen Dehaene? Op dat moment deden de Britse conservatieven het slecht in de peilingen. Ze zouden zich nog minder populair maken mochten ze een pro-Europese Commissievoorzitter verkiezen. Enkele weken later werd Jacques Santer (Luxemburg, CSV) aangesteld. Een redelijk kleurloos figuur zonder duidelijke Europese overtuiging.
Kantelpunt 2: het verdrag van Nice
Het duurde tot het Verdrag van Nice (2001) vooraleer er geleerd werd uit de fouten van het Verdrag van Maastricht en deze verkiezingsprocedure. De Raad van Ministers (niet de Europese Raad) moet iemand voordragen met gekwalificeerde meerderheid. Deze kandidaat moet vervolgens goedgekeurd worden door het Europees Parlement. Het Parlement kreeg hier aanzienlijk meer macht. Ze waren niet te spreken dat tijdens de top in Corfu Santer boven de pro-Europese Dehaene verkozen werd.
Waarom de Raad van Ministers en niet de Europese Raad? Eigenlijk kwam het op hetzelfde neer. Het was een semantische discussie. Kleine lidstaten (zoals België) gaven niet graag macht aan de Europese Raad. Volgens hen zou dit intergouvernementeel orgaan vooral grote landen bevoordelen. Daarom staat er in het Verdrag van Nice dat het de Raad van Ministers, in samenstelling van staats- en regeringsleiders, is die deze knoop doorhakt. In de praktijk komt het helemaal op hetzelfde neer.
Kantelpunt 3: een mislukte procedure en het Verhofstadt-debacle
Toen in 2004 het Verdrag van Nice (eindelijk) geratificeerd werd door alle landen werd deze verkiezingsprocedure voor de eerste keer gevolgd. Na Santer was het aan de Spanjaard Manuel Marín (PES). Die werd op zijn beurt opgevolgd door Romano Prodi (Italië, PES). Wederom was er een Belgische kandidaat in de running om voorzitter te worden. Guy Verhofstadt (Open Vld) werd echter net zoals Dehaene geweigerd door de Britten. Verhofstadt lag omwille van zijn ‘federaal Europa’ ook niet goed bij enkele Oost-Europese landen. Onder het Iers voorzitterschap kwam het niet tot een stemming. Hoewel Verhofstadt het zeker had gehaald, er was genoeg draagvlak voor een overwinning. Toch vond men het te riskant een voorzitter te verkiezen die niet alle landen kon verenigen.
Hier zien we de rode draad van de Europese besluitvorming weer terugkomen: volgens de letter van het verdrag kan men stemmen en had Verhofstadt het waarschijnlijk gehaald. Maar de politieke realiteit zorgde voor een andere uitkomst. Een tijdje later kwam José Manuel Barroso (Portugal, PSD) op de proppen en hij werd wél verkozen. Een herhaling van het Dehaene-debacle toen Santer uiteindelijk gekozen werd.
Kantelpunt 4: dan maar hopen op Lissabon en de Spitzenkandidaten?
Een nieuwe verdragswijziging diende zich aan. Na het mislukt project van de Europese grondwet werden de teksten gerecupereerd in het Verdrag van Lissabon. Sindsdien spreekt men wel over de Europese Raad en niet meer over de Raad van Ministers, in samenstelling van staats- en regeringsleiders. De semantische discussie was gaan liggen. Eigenlijk is er niet veel veranderd in de manier van verkiezen t.o.v. het Verdrag van Nice. De Europese Raad moet iemand met gekwalificeerde meerderheid voordragen en het Parlement moet dit bekrachtigen. Het geeft opnieuw vetorecht aan het Parlement.
Dit zorgt ervoor dat de Europese Raad niet zomaar iemand kan nomineren. Ze moeten rekening houden met het resultaat van de Europese Parlementsverkiezingen. Sinds het Verdrag van Maastricht vallen deze samen met het samenstellen van een nieuwe Europese Commissie. Jean-Claude Juncker (Luxemburg, CSV) werd dan ook op deze manier verkozen. Al kwam dat ook wel een beetje door een heel nieuw en eigen initiatief van het Europees Parlement: de Spitzenkandidaten. De fracties van het Europees Parlement kiezen hun kandidaat Commissievoorzitter alvorens de Raad zich hierover uitspreekt. Op deze manier probeert het Europees Parlement de Europese Raad voor een voldongen feit te stellen. Zal de Europese Raad nog een kandidaat durven voorstellen die niet uit het lijstje komt van het Parlement? Weinig waarschijnlijk, want dan kan het Parlement eenvoudig zijn vetomacht gebruiken.
Zo komen we opnieuw bij onze rode draad. Er staat geen enkel woord in de verdragen over de Spitzenkandidaten, én toch gebeurt het.
Wat na de aanstelling van een Commissievoorzitter: de bondscoach maakt zijn selectie
Tot op heden spraken we enkel over het verkiezen van de Commissievoorzitter. Maar hij leidt de Europese Unie natuurlijk niet alleen. De Commissie bestaat vandaag uit 27 commissarissen. Evenveel als het aantal lidstaten.
Wanneer het Parlement de Commissievoorzitter heeft aanvaard, is het zijn of haar taak om zijn of haar team samen te stellen. Uit wie hij überhaupt kan kiezen, hangt natuurlijk af van de nationale politieke verhoudingen in alle lidstaten. Bijna alle lidstaten stemmen hun nationale verkiezingen af op die van het Europees Parlement. Een nationale regering kan een kandidaat naar voor schuiven. Het is een publiek geheim dat deze ‘post’ ook doorweegt bij de zetelverdeling van de federale regering.
Wanneer de kersverse Commissievoorzitter een team heeft samengesteld, stelt hij dit voor aan het Europees Parlement. Het Parlement kan echter geen individuele commissarissen de laan uitsturen of niet aanvaarden. Ze kunnen kiezen: ofwel de volledige Commissie aanvaarden, ofwel deze helemaal afkeuren. Dit legt de druk bij de voorzitter natuurlijk heel hoog om meteen met het goede team te komen. Anders dreigt zijn volledige oefening een maat voor niets te zijn. De Parlementsleden onderwerpen alle commissarissen aan een stevig examen. Een examen waar enkele kandidaten stevig onderuit gingen. Men praat dikwijls over het democratisch deficit van Europa, maar ten opzichte van onze nationale parlementen is deze a priori controle een heel sterk instrument.