Institutioneel gekibbel vertraagt onderhandelingen structuurfondsen
De interinstitutionele onderhandelingen over de gemeenschappelijke bepalingen van de structuur- en investeringsfondsen lopen vertraging op. Het Roemeense voorzitterschap annuleerde vorige week de geplande triloog van 12 maart. Het water tussen het Parlement en de Raad is immers te diep. Het gevolg is dat ook de implementatie van de fondsen na 2020 nu vertraging kunnen oplopen.
De inzet van discussie zijn de partnerschapsakkoorden van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. Zo’n akkoord legt voor een lidstaat vast hoe het zijn verkregen fondsen (uit bijvoorbeeld het EFRO of het Cohesiefonds) in de komende jaren zal aanwenden. In het verleden was elke lidstaat verplicht om een partnerschapsakkoord af te sluiten met de Commissie.
Voor verschillende, voornamelijk kleinere, lidstaten is dit systeem te stug. De Raad van Ministers voegde daarom in december een bepaling toe die bepaalde uitzonderingen voorziet. Een lidstaat die in totaal minder dan 2,5 miljard aan fondsen ontvangt, of maar drie investeringsprogramma’s voor groei en werk indient, zou vrijgesteld worden van een partnerschapsakkoord. Dat zorgt volgens verschillende lidstaten voor meer flexibiliteit.
Dat voorstel staat lijnrecht tegenover dat van het Europees Parlement. Het optioneel maken van een partnerschapsakkoord is volgens hen een absolute no-go. Ook de Commissie wil geen uitzonderingen op de partnerschapsakkoorden.
Verdere stappen
Voorlopig is er nog geen nieuwe triloog ingepland. Tijdens de plenaire zittingen van april zal het Europees Parlement wellicht een standpunt innemen na eerste lezing. Ondertussen werkt de Raad van Ministers verder aan andere onderdelen van de verordening. Het Europees parlement zal de interinstitutionele onderhandelingen hervatten na de verkiezingen in mei. Wat weer vertragingen in de hand werkt.