G7 legt basis voor minimale vennootschapsbelasting
G7 werkt aan een principeakkoord over een minimale vennootschapsbelasting.
- De discussies werden gevoerd op basis van het OESO werkprogramma vastgelegd tijdens de G20 top in juni.
- Dat programma baseert zich op twee pijlers: een minimale vennootschapsbelasting en internationale regels die bepalen waar belastingen betaald moeten worden.
- De G7 tekst moet als basis dienen voor de OESO-gesprekken.
Frankrijk trekt aan de kar
Het is geen geheim dat Frankrijk er alles aan gedaan heeft om een belasting op ‘digitale’ bedrijven van de grond te krijgen in de EU. Toen dat niet lukte werd het onderwerp naar het OESO niveau gebracht. De G7 (Frankrijk, Duitsland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Canada, Verenigde Staten en Japan) werkt nu aan een principeakkoord dat de basis moet leggen voor de gesprekken op OESO-niveau.
De gesprekken vonden plaats op basis van het OESO werkprogramma dat werd vastgelegd tijdens de G20-top in juni. Die bestaat uit twee pijlers: de internationale belastingregels veranderen en een minimale vennootschapsbelasting invoeren.
G7 wil minimale vennootschapsbelasting
Over de tweede pijler van het OESO-werkprogramma bestaat een brede consensus bij de G7. Alle landen vinden dat er een minimale vennootschapsbelasting moet komen wanneer bedrijven profiteren van lage belastingen in belastingparadijzen. Toch slagen ze er voorlopig niet in om te bepalen wat dat minimumtarief dan moet zijn. Daarnaast willen het VK en Canada zich nog niet binden aan de tekst omdat er wijzigingen in hun regeringen volgen later dit jaar.
Over de eerste pijler is er minder eensgezindheid. Die pijler wil de internationale belastingregels veranderen die bepalen:
- waar een belasting wordt betaald
- op welke basis die wordt berekend
- hoe die belastbare winsten toegewezen worden aan een jurisdictie
Er is veel bereidheid om de belastingregels in lijn te brengen met de realiteit van de gedigitaliseerde wereld maar er is veel discussie over hoe men rekening houdt met verschillende businessmodellen.
De Verenigde Staten voelen zich geviseerd omdat het Franse discours vaak gaat over Amerikaanse digitale reuzen. Daarom gaan de gesprekken nu breder over een belasting op digitale activiteiten en niet alleen digitale bedrijven. Toch moet er rekening gehouden worden met de unieke kenmerken van digitale bedrijven. En ook daar bestaat nog veel discussie over.
Alle G7-ministers zijn het er wel over eens dat beide pijlers samen behandeld moeten worden.
De G7 vormen zo'n 40% van het wereldwijde BBP, als zij tot een akkoord komen kan dit een belangrijke stap zijn richting consensus op OESO-niveau. Indien de OESO er niet in slaagt om tot een tekst te komen zal de Europese Unie wel een Europese wetgeving maken die digitale activiteiten belast.