Europese besluitvorming is (zo simpel als) pingpong

29 augustus 2018 - door Tina Rubbrecht

Hoe goed moet uw huis geïsoleerd zijn en wat maakt een Kinder Surprise-ei veilig? Dit en veel meer wordt beslist in Europa. Maar hoe? In een notendop: de Europese Commissie stelt wetgeving voor, daarna onderhandelen het Europees Parlement en de Raad hierover. Na een pingpongspel tussen die twee (én met de Commissie) komen we tot een nieuwe wet. Om op Europese beleidsvorming te wegen, weet je dus maar beter hoe het werkt. Zo klop je aan bij de juiste persoon, op het juiste moment.

De Europese Verdragen bepalen waarover de Europese Unie wetten mag maken en volgens welke procedures. Zij zijn de bijbel van de Europese besluitvorming. Toch kan in uitzonderlijke gevallen van die bijbelleer worden afgeweken (zoals het redden van Griekenland ondanks de no-bail-out clausule in het verdrag). Sinds het Verdrag van Lissabon is er sprake van de gewone en de bijzondere wetgevingsprocedure. Een woordje uitleg:

De Europese Commissie heeft (meestal) exclusief initiatiefrecht

De Europese Commissie is de enige Europese instelling die bevoegdheid is om wetsvoorstellen in te dienen. Die zuigt de Commissie natuurlijk niet zomaar uit haar duim.

In theorie is de Commissie volledig onafhankelijk, maar in de praktijk is haar werking onderhevig aan heel wat druk. De andere instellingen kunnen de Commissie vragen om een voorstel uit te werken. De Europese Raad denkt de langetermijnagenda uit, maar de Raad en in mindere mate het Parlement bepalen vaak welke voorstellen de Commissie doet.

Daarnaast is de Commissie gebonden aan multilaterale akkoorden op het vlak van bijvoorbeeld handel en milieu. Sommige wetten hebben een specifieke houdbaarheidsdatum of moeten volgens het Hof van Justitie aangepast worden. Ook belangengroepen kunnen de Commissie aanzetten om rond een bepaald thema een voorstel te doen.

De Commissie bestaat enerzijds uit een politiek niveau, de Commissarissen en hun kabinetten, en anderzijds een administratief niveau, de Directoraten-Generaal en diensten. De meeste voorstellen worden uitgewerkt op administratief niveau. Als de Commissie akkoord is met het voorstel dan kan het pingpongspel pas echt van start gaan.

In deze VLEVA-blog kan u lezen hoe u tijdig op de hoogte raakt van de toekomstige plannen van de Commissie én hoe u in dit stadium al kan lobbyen.

Het pingpongspel tussen het Europees Parlement en de Raad

Bij de gewone wetgevingsprocedure staan het Europees Parlement en de Raad op gelijke voet. Ze kunnen elk heel wat veranderen aan het voorstel, maar uiteindelijk zullen ze allebei akkoord moeten gaan met de finale tekst van de wet. Ze krijgen maximaal drie lezingen van de tekst om tot een akkoord te komen.

De eerste lezing

Tijdens de eerste lezing in het Europees Parlement zal het betrokken comité een standpunt formuleren dat meestal amendementen op het voorstel bevat. Hierover stemt het Parlement met volstrekte meerderheid.

In de Raad beslist de voorzitter wanneer het voorstel wordt behandeld. De Raad kan in principe al in de eerste lezing de wet goedkeuren als zij akkoord zijn met alle amendementen van het Europees Parlement. Dit kan met gekwalificeerde meerderheid. Dit gebeurt echter zelden. De Raad zal meestal ook (liefst in grote consensus) een standpunt innemen.

Wanneer de eerste standpunten zijn ingenomen, zal de Europese Commissie laten weten wat ze hiervan vinden. De maximale looptijd van het dossier na deze fase is veertien maanden.

De tweede lezing, de trialoog en de derde lezing

Tijdens de tweede lezing bekijkt het Parlement het standpunt van de Raad. Indien ze het niet eens zijn, doen zij een nieuw voorstel en ligt de bal weer in het kamp van de Raad. Als deze niet akkoord gaat met het nieuwe standpunt van het Parlement dan wordt de bemiddelingsfase opgestart.

De bemiddelingsfase wordt voorafgegaan door de informele ‘trialoog’ tussen topfiguren uit de Raad, het Parlement en de Commissie. De Raad en het Parlement mogen hier elk een tiental mensen voor afvaardigen. Tegenwoordig worden trialoog-gesprekken al tijdens de tweede lezing of zelfs de eerste lezing gestart. De instellingen komen zo sneller tot een akkoord, maar dit maakt de besluitvormingsprocedure minder transparant.

In de derde lezing moeten de Raad en het Parlement de gemeenschappelijke tekst goedkeuren.

Het voorstel wordt meestal ook voorgelegd aan het Economisch en Sociaal Comité en/of het Comité van de Regio’s met de vraag voor advies. In de praktijk houdt men echter weinig rekening met deze adviezen, want het is geen verplichting.

De bijzondere wetgevingsprocedure

Deze procedure wordt niet gedetailleerd uitgeschreven in de verdragen. Het komt er vaak op neer dat de Raad met unanimiteit moet stemmen en dat het Parlement enkel adviezen kan geven, maar niet mag meebeslissen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij wetgeving over belastingen. In sommige gevallen moet het Parlement wel expliciete goedkeuring geven ook al mogen ze niet meebeslissen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het vastleggen van de meerjarenbegroting.

De uitvoering in de lidstaten

Het is belangrijk om het verschil tussen een verordening en een richtlijn te kennen. Een verordening is in elke lidstaat automatisch geldig als nationale wet. Een richtlijn moet nog op nationaal niveau worden omgezet. De doelstellingen zijn voor elke lidstaat hetzelfde, maar de manier waarop een lidstaat die doelstelling bereikt, mag elke lidstaat zelf beslissen. Wanneer een lidstaat er niet in slaagt om een richtlijn tijdig of correct om te zetten kan die lidstaat op de vingers getikt worden door de Europese Commissie.

Net als nationale wetten hebben Europese verordeningen vaak uitvoeringsbesluiten nodig. De invulling van een concrete verordening gebeurt via een gedelegeerde handeling of een uitvoeringshandeling. Deze bepalen hoe streng of soepel een Europese regel is en gaan vaak om heel technische kwesties. De Commissie wordt hierbij geassisteerd door een ingewikkeld kluwen van honderden comités met nationale experten (comitologie).

In bijlage van dit artikel vind je een presentatie over comitologie gegeven door Merijn Chamon (UGent).

Na het goedkeuren van de wet in de Raad en het Parlement is het spel dus nog lang niet uitgespeeld.